Weergaven:

Aantal

Onderdeel

Details

1

De status van de Security Agent controleren

Toont informatie over de huidige staat van de Security Agent en de client die het beschermt.

2

Vergrendelen/ontgrendelen

Wordt gebruikt om alle functies te activeren die anders door de beheerder worden beperkt.

3

Koppeling naar helpfunctie

Dient als koppeling naar een e-mailadres dat door de beheerder werd opgegeven en waarnaar gebruikers een bericht kunnen sturen wanneer er sprake is van technische problemen.

4

Logbestanden

Toont relevante informatie over het logbestand.

5

Instellingen

Wordt gebruikt om de instellingen voor Security Agent te bekijken en/of te configureren.

Opmerking:

Beheerders kunnen de toegang tot deze functie uitschakelen.

6

Hulpmiddelen voor gebruikers

Biedt informatie over extra internetbeveiligingsprogramma's van Trend Micro.

7

Pictogram voor uitbraakpreventie

Geeft aan dat er sprake kan zijn van een uitbraak.

8

Consolefly-over

Toont welke functies wel of niet zijn verbonden of actief/inactief zijn.